Octopus

Het had de zomer van haar leven moeten worden. Eef (15, en noem haar geen Eefje!) gaat voor het eerst op vakantie naar het buitenland, zonder ouders ook nog. Ze vertrekt met haar beste vriendin Maeve naar Griekenland, samen met Maeves oudere zus Romée en háár beste vriendin Soraya, een bloedmooi model tegen wie de onzekere Eef nogal opkijkt.

Bij aankomst op de camping ontmoeten ze de Griekse Damian, een jongen ontregelend knap als een filmacteur. Eef en Soraya vallen allebei als een blok voor hem. Uiteindelijk dwingt Soraya Damian om tussen hen te kiezen. De sfeer in de vriendinnengroep wordt behoorlijk op de proef gesteld.

Eindigt de droomvakantie waarop Eef zich zo lang had verheugd in een drama?

Octopus is verschenen als exclusief kort verhaal voor de LEES-app van KB nationale bibliotheek. Je kunt het hieronder lezen.

Octopus

 

Door Lotte Boot

 

De hitte mepte me in mijn gezicht als een klamme handdoek. Ik slofte op mijn badslippers achter de anderen aan. In de schaduw van de overkapping gooide ik mijn bagage af en pufte ik uit.

‘Wat doen we? Bus of taxi?’ vroeg Soraya. Ze schoof haar zonnebril in haar haren.

Ik keek haar verbaasd aan. Dit hadden we thuis toch allang besproken? De bus vanaf het vliegveld van Heraklion naar het zuiden van Kreta deed er uren langer over, maar was ook verreweg het goedkoopst.

Langs het trottoir kwam een witte taxi aanrijden. Soraya nam nog een hijs van de sigaret tussen haar slanke vingers en gooide haar peuk op de grond. Ze boog zich voorover en overlegde kort met de chauffeur.

‘Vijfentwintig euro per persoon. Dat kan toch wel?’

Ik perste mijn lippen op elkaar en staarde naar haar voeten in elegante sandalen, naar haar rolkoffer met bijpassende beautycase, naar haar eindeloze benen onder afgeknipte jeansshorts, haar glanzende haren die kaarsrecht over haar billen vielen. Zij had makkelijk praten, met haar modellenwerk dat haar zelfs een fonkelnieuwe Vespa had opgeleverd.

‘Puik plan,’ reageerde Romée, waarna ze een bel kauwgom liet klappen.

Ik stootte Maeve aan. Die haalde haar schouders op. ‘Ik heb ook geen zin om nog later op de camping aan te komen,’ zei ze zacht. ‘Laten we het maar doen.’

Ik zuchtte. Aan Maeve had ik ook niks. Op mijn telefoon rekende ik vlug uit wat dit betekende voor mijn dagbudget.

 

Vijftien waren we, Maeve en ik. Maeve is mijn beste vriendin. Of moet ik zeggen: was? Ik ken Maeve en haar zus Romée al mijn hele leven. Toen het thuis niet ging, woonde ik zelfs een tijdje bij ze.

Maeve en ik hadden geen vriendjes, we hadden elkaar. We deelden alles, zelfs onze tandenborstel. We kusten elkaar goedemorgen en welterusten, al wist ik nooit helemaal zeker wat er in haar omging. Wanneer ik haar onbedoeld gekwetst had, of zij mij, bleef het een tijdje stil op Snap. En wanneer een van ons te vaak afsprak met een andere meid, deden we op school alsof de ander lucht was. Die kilte duurde gelukkig nooit lang: ’s avonds huilden we alweer bij elkaar uit en vielen we lepeltje-lepeltje in slaap.

Dit zou de zomer van ons leven worden. Romée en haar vriendin Soraya wilden twee weken naar Griekenland en Maeve en ik mochten mee (‘zolang jullie maar niet denken dat we gaan babysitten’). Alle sterren stonden goed. Tenminste, dat dacht ik. Onze eerste zomer zonder bemoeizuchtige moeders. Onze eerste zonvakantie. Onze eerste keer vliegen. Onze camping met zwembad lag op loopafstand van het strand. We hadden een miljoen redenen om extatisch te zijn. In de wijk waar wij opgroeiden, gingen mensen niet op vakantie. Van mijn moeder mocht het, zolang ik het zelf betaalde.

Een half jaar lang had ik me uit school naar de Chinotaria in het winkelcentrum gehaast. Ik sjouwde er tot middernacht kratten uit de kelder, drukte deksels op de afhaalbakjes foeyonghai, spoelde glazen bier. Legaal was het allemaal niet, geloof ik, en ik stond voortdurend op het punt om ontslag nemen. Als ik stond te dromen en de eigenaresse, een vrouw met priemende ogen achter een hoekig brilletje, me treiterig ‘Eefje Zweefje’ noemde (ik heb er al een hekel aan wanneer iemand me aanspreekt met Eefje, laat staan met Eefje Zwééfje). Als ik na een paar uur niet meer rechtop kon staan van de rugpijn. Of wanneer om vijf uur mijn wekker ging omdat ik nog snel een toets moest leren. Maar ik hoefde alleen maar tijdens mijn pauze de hashtag #agiagalini in te tikken om het vol te houden.

Al maanden dwaalde ik in gedachten rond in dat Griekse dorpje in het zuiden van Kreta. Op Google Maps had ik de smalle straatjes met hun stenen trappetjes al duizend keer verkend, ik kende de witgepleisterde huisjes met blauwe luiken, de uitbundige roze bloemen aan de gevels, de restaurants met hun lichtslingers en hun terrassen, overschaduwd door daken van gedroogde palmbladeren of druivenranken. Ik wist nog niet hoe het zou klinken wanneer een visser een octopus met zijn kop tegen de rotsen slaat, maar de ziltige geur van de boten in de haven had ik al geroken. De golven had ik al tegen de kade horen klotsen, de meeuwen al horen krijsen. Ik wist nog niet hoe de steentjes op het strand venijnig in mijn blote voetzolen zouden prikken, maar ik zag al wel voor me hoe we na een nachtlang dansen via het pad langs de klif zouden teruglopen naar Camping No Problem, terwijl de ochtendzon als een eierdooier op het water dobberde.

Ik hield ervan om die vreemde klanken van ‘ons’ dorpje door mijn keel te laten rollen. Daar, tijdens mijn pauze op de wc van de Chinotaria, sprak ik die magische naam zo zacht mogelijk hardop uit.

‘Agia Galini.’

En als ik ’s avonds laat uitgeput thuiskwam, telde ik mijn groeiende stapeltje papiergeld.

 

In de taxi, tussen Maeve en Romée in, zoog mijn huid zich vast aan het nepleer van de achterbank. Ook onze bovenbenen plakten al snel aan elkaar. Ik vergeleek ze onwillekeurig. Waarom waren mijn dijen zo breed? En mijn voetbalknieën zo rond? Waarom had ik wel putjes en zij niet? Ik zag ineens enorm op tegen het moment dat ik naast deze drie aan het zwembad moest liggen. Romée en Soraya waren al zeventien, zoveel scheelden we niet, maar toch voelde het alsof hun levens zich afspeelden in een ander universum. Soms, wanneer zij zich klaarmaakten om uit te gaan en Maeve en ik thuisbleven (we kwamen toch nergens binnen), liet ik mijn blik stiekem langs hun lichamen gaan. Lichamen die lichtjaren mooier, langer, bruiner en gladder waren dan dat van mij. Lichamen die, dat vooral, al waren aangeraakt door jongenshanden.

Het is niet dat ik me naast Maeve wél zeker voelde. Alleen haar naam al: die klonk zoals de mijne, maar dan sierlijker. Maeve was een elfje – lichtvoetig, lichte haren, lichte huid, lichte ogen. In een storm zou ze wegwaaien, tenzij ik haar vasthield. Ze zei dat ze jaloers was op mijn curves en krullen, maar ik wist heus wel dat ze dat niet meende. Naast haar was ik een reus, groot en lomp. En zodra Romée en Soraya erbij waren, kroop er juist een kind in mij. Een onhandig, sukkelig kind. Ik kromp tien centimeter als zij naar me keken. Minstens.

 

We reden langs rotsen, door bergpassen, het was hier valer, droger, dan ik had verwacht. Alleen in de verte zag ik af en toe de groene stroken van een boomgaard. Wat waren het? Druiven? Olijven? Ik gruwde van de smaak van die laatste. Maeve had eens een zwarte olijf vermomd als ‘dropje’ in mijn mond gestopt. Ik had het haar nooit vergeven.

Romée en Soraya giechelden over de jongens met een olijfkleurige huid en smeulende ogen die ze alvast hadden gemanifesteerd. Ik lachte af en toe schaapachtig mee, maar in mijn buik zat een knoop. Wat moest ik in hemelsnaam zeggen tegen zo’n jongen, als hij me al zou zien staan? Als hij me al zou verstaan? En in welk schrift Snapt een Griek eigenlijk? Ik durfde het niet te vragen, ze zouden me toch alleen maar uitlachen.

Soraya draaide zich vanaf de voorstoel naar me om en klauwde haar gemanicuurde nagels in mijn bovenbeen. ‘No worries, Eef. Dit wordt jóúw vakantie, ik voel het!’

De afdrukken van haar halve maantjes bleven nog tellen lang zichtbaar in mijn huid. Maeve en Romée legden elk hun hoofd tegen mijn schouder.

 

De taxichauffeur zette de blikkerige reggae uit zijn autoradio zachter en wees naar het bord langs de weg. Voor het eerst hoorden we het in het Grieks.

‘Αγία Γαλήνη!’

In koor zeiden we hem na. Even later herkende ik ook de felgekleurde caravans van de foto’s. Ik krulde mijn mondhoeken op en ging rechtop zitten. We waren er.

We werden verwelkomd door een jongen in een zwarte pantalon en witte blouse, opengeknoopt tot aan het kuiltje op zijn gladde borst. Zijn ogen fonkelden toen we de taxi uitstapten. Hij was ontregelend knap, als een filmacteur.

‘Kalispèra, I am Damian.’ Zijn vingers sloten zich om mijn hand. Verbeeldde ik het me, of keek hij me net iets langer aan dan nodig?

Maeve kreunde. Damian bood galant aan haar tassen te dragen en liep met ons mee naar een plek onder de bomen waar we onze tenten konden opzetten.

‘After: come eat.’ Hij gebaarde in de richting van een restaurant.

Die avond verscheen hij aan onze tafel met balancerende borden vol sappige tomaten in dikke plakken en kruimelige brokken witte kaas. En toen ik mijn ogen al bijna niet meer kon openhouden, leunde hij ineens over me heen en zette een dienblad neer met kleine glaasjes doorzichtige drank. We proostten en sloegen de shotjes tegelijk achterover. Het rook en smaakte naar de glazenreiniger uit de Chinotaria.

Later, in mijn slaapzak, mijn arm om Maeve gevouwen, gloeide ik na.

 

We lagen al vroeg aan het zwembad. Soraya en Romée soezend op hun buik in minuscule stringbikini’s, hun perfecte billen als bolletjes in de zon. Maeve neuriede het refrein van ‘Sunshine Reggae’ en smeerde haar lichtgevende huid in. Ik zat rechtop een boek te lezen, een knie opgetrokken, de pijpjes van mijn badpak zo laag mogelijk over mijn heupen. Aan de overkant liep Damian traag heen en weer langs de rand van het zwembad, terwijl hij een schepnet aan een lange steel door het water trok. Hij droeg shorts die zijn gespierde bovenbenen goed lieten uitkomen. Soms wierp hij een snelle blik onze kant op. Wat zou hij denken? Kijk dat lelijke eendje daar nou zitten, tussen die drie zwanen?

Soraya mompelde iets.

‘Sorry, wat zei je?’

‘Wat vind jij eigenlijk van Damian?’ vroeg ze loom, met haar ogen dicht.

Ik dacht even na. Maeve keek me nieuwsgierig aan.

‘Wel knap, geloof ik. Hoezo?’ antwoordde ik. Ik probeerde nonchalant te klinken.

Soraya humde. ‘Zeker knap. Ondanks die babyface van hem.’

Ik dook weer in mijn boek.

 

Het schemerde al, en in de takken boven mij wreven de krekels hun vleugels tegen elkaar. Ik leunde achterover in een stoeltje voor de tent, Soraya zat wijdbeens op mijn schoot en trok in opperste concentratie een lijntje boven mijn ogen. Thuis vond ik wat mascara wel genoeg, maar Soraya toverde hier elke avond haar sponsjes en kwasten tevoorschijn. Laagje voor laagje transformeerde ze mijn gezicht tot een gefotoshopte versie van mezelf.

Ze had me zojuist al in een strak topje uit haar gigantische koffer gehesen. Ik droeg liever gewoon mijn eigen wijde T-shirt en jeans, maar zij en Romée wilden er niets van weten. Mijn krullen moesten ook absoluut los, vonden ze.

‘Hot mama!’ had Romée geroepen.

Ineens verplaatste Soraya haar gewicht.

‘Yássas!’ Die stem herkende ik uit duizenden. Ik opende mijn ogen. Damian keek breed grijnzend op me neer.

‘Yássou,’ antwoordden Soraya en ik precies tegelijk. Romée zei niets, die lag met gesloten ogen naar muziek te luisteren.

‘The other girl?’ vroeg Damian.

Soraya wees in de richting van het washok.

‘See you at Beachclub Zorba tonight?’ We knikten allebei overdreven enthousiast. Toen hij wegliep keken we hem na. Verzon ik dit, of had hij echt naar me geknipoogd?

Soraya klom van mijn schoot en begon zwijgend haar beautycase in te pakken. Ik bestudeerde mijn look in mijn camera en probeerde mezelf door de ogen van Damian te bekijken. Een tinteling trok door mijn lijf.

           

Romée en Soraya stoven meteen de lege dansvloer op. Ik leunde tegen de boxen en keek toe. Ze dansten alsof de dansvloer hun podium was, en zij de belangrijkste act. Wat moest het bevrijdend zijn om je zo schaamteloos te voelen. Soraya blies met haar volle lippen een pluim rook uit. Romée lachte haar hagelwitte tanden bloot. Aan de bar draaiden de mannen zich naar hen om. Hoe ouder die Griekse mannen worden, hoe meer haar ze krijgen, dacht ik. Damians huid was juist glad, zelfs op zijn benen. Het beeld van die gespierde bovenbenen en kuiten had zich vastgezet in mijn hoofd.

Twee gasten stapten op Maeve en mij af en boden ons een drankje aan. De bas bonkte in mijn buik. Maeve ging meteen volledig op in het gesprek met een van de jongens. Ik verstond zijn vriend maar half, en ik had ook niet veel zin om mijn best te doen. Al snel droop hij af. Ik was het wel gewend. Ergens naartoe gaan met Maeve, betekende dat binnen de kortste keren de mannen om ons heen zwermden. Op terrasjes of het strand duurde het nog geen minuut voordat er jongens aanschoven. Ik wist heus wel dat ze mij als excuus gebruikten om bij haar in de buurt te komen, maar ik vond het allang best. De meesten waren toch oninteressant. En dankzij Maeve kregen we in elk geval gratis drank. Tot nu toe redde ik het makkelijk met mijn dagbudget.

Ik betrapte mezelf erop dat ik telkens in de richting van het strand keek. Als Damian niet in de buurt was, leek het alsof ik op sluimeren stond. En als hij er wel was, werd ik ongemakkelijk van zijn nabijheid. Maar onder zijn blik was het ook, hoe moet ik het zeggen, alsof ik meer lééfde. Ik kreeg benen van kauwgom als hij me aankeek. Het was niet per se een prettig gevoel, het maakte me ook onrustig. Was dit verliefdheid? In bed dacht ik aan hem. Als ik mijn ogen sloot, kon ik hem bijna aanraken.

 

Soraya kwam naast me staan. Ze gaf me haar mixdrankje dat rook naar suikerspin. Ik slurpte aan het rietje en vertrok mijn gezicht. Ze schreeuwde in mijn oor.

‘Misschien! Moeten we! Het gewoon! Aan hem vragen!’

‘Hoe! Bedoel! Je?!’ schreeuwde ik terug.

‘Wie hij het leukst vindt! We laten hem kiezen! Oké?!’

Ik nam snel nog een slok. Betekende dit dat Soraya ook gevoelens voor Damian had? Of wilde ze gewoon een beetje lol maken? Hoe wist ze eigenlijk dat ik hem leuk vond? Mijn fantasieën over Damian zaten veilig opgeborgen in mijn eigen hoofd. Dat dacht ik tenminste. Nu waren ze ineens niet meer alleen van mij. Als we dit echt gingen doen, hem confronteren, dan moest ik er misschien wel iets mee. Wilde ik dat überhaupt? Op een afstandje en in stilte blijven dromen vond ik wel zo veilig.

Mijn gedachten gingen met me aan de haal, besefte ik. Want het maakte natuurlijk helemaal niet uit: ik zag van mijlenver aankomen hoe dit zou aflopen. Ik bedoel, je hoefde alleen maar naar haar te kijken. Zelf was Soraya er ook van overtuigd dat hij voor haar zou kiezen, anders zou ze zoiets nooit voorstellen. Het was alsof ze me zojuist van een klif had geduwd, en nu triomfantelijk op me neerkeek.

Het leek eindeloos te duren, maar toen Damian na zijn shift eindelijk de club binnenliep, zorgde Soraya dat ze als eerste bij hem was. Ze troonde hem mee naar het terras. Ik vluchtte naar de wc en deed de deur op slot. Daar bleef ik zo lang mogelijk treuzelen en naar mijn Snapkaart staren om te zien waar andere mensen van mijn school uithingen.

Toen ik naar buiten liep, stond hij daar ineens.

‘Yássou.’

‘Hi,’ antwoordde ik verlegen.

Damian pakte mijn hand en trok me mee naar het strand, we liepen zwijgend door totdat we uit het zicht van Zorba waren. Mijn hart knalde bijna uit mijn borst. Toen drukte hij zich tegen me aan en mompelde iets in mijn oor. Ik verstond het niet meteen. Nu zei hij het harder.

‘I pick you.’ Hij kneedde met zijn vingers in mijn nek. ‘You are special. Mysterious.’ Zijn andere hand woelde door mijn haren. ‘Like a lion.’

Ik kon niet geloven dat dit echt was. Nam hij me in de zeik? Zou mijn hart nu niet een sprongetje moeten maken? Maar ik voelde me helemaal niet blij, eerder opgelaten, verward. Het ging me bovendien veel te snel allemaal.

Damian begon me te zoenen. Zijn tong glibberde langs mijn lippen. Met het puntje probeerde hij een opening te vinden. Ik duwde hem van me af en keek in de richting van de beachclub.

‘I’m sorry. Ik kan niet zomaar… Ik moet eerst met Soraya...’

Hij keek me niet-begrijpend aan. Afwijzing was op planeet Damian een nieuw concept, blijkbaar.

Ik probeerde mezelf te verklaren: ‘Later, oké?’

 

Hij pakte mijn hand toen we het terras op liepen en ik liet hem begaan. Ik mocht toch ook wel trots zijn? De mooiste jongen van Agia Galini had voor mij had gekozen. Straks zouden we bij elkaar horen. Was ik, Eefje, tegen alle verwachtingen in, degene die hier echte vakantieliefde vond. Werd hij misschien wel mijn eerste relatie.

We troffen Soraya met betraande ogen aan bij de bar. Snel trok ik mijn hand terug. Romée en Maeve hadden hun armen om haar heen geslagen. Damian maakte zich snel uit de voeten.

‘Niet chill, Eef,’ beet Romée me toe.

Paniekgedachten buitelden over elkaar heen. Mijn keel werd dik.

‘Hè? Maar ik heb helemaal niks gedaan.’ Het kwam er zwak uit. Ik klonk als een kleuter die zich betrapt voelt. Alsof ik zo bang was dat ze me niet zouden geloven, dat ik me juist verdacht ging gedragen.

Romée klakte ongelovig met haar tong.

‘We hebben je zelf zien staan, pop.’

Ik richtte me smekend op Soraya.

‘Je moet me echt geloven, So!’ Ik begreep niet wat er gebeurde. Soraya had toch zelf bedacht dat ze Damian wilde laten kiezen? Wat had ik verkeerd gedaan?

Soraya wendde haar blik af en klom van haar kruk. Ik zocht steun bij Maeve. Maar er was iets in haar uitdrukking wat ik niet begreep. Alsof ik ook haar pijn had gedaan.

‘Ik wil terug naar de camping.’ Soraya haakte haar arm in die van Romée. Toen ik ook aanstalten wilde maken, siste ze: ‘Loop jij maar alleen. Ga je mee, Maeve?’

Maeve keek even besluiteloos van de een naar de ander. Toen knikte ze.

 

In de dagen erna was het alsof een donkere wolk ons achtervolgde en het zonlicht alleen nog op de andere campinggasten viel. We deden de dingen niet meer met z’n vieren. Er was een kloof tussen ons ontstaan: met Maeve en ik aan de ene kant van de afgrond, Romée en Soraya aan de andere. Of, misschien moet ik zeggen: ik aan de ene kant, de rest aan de andere.

Sinds die bewuste avond had zich ook iets tussen Maeve en mij in gewurmd. Iets onbestemds, iets groots. Ik kon mijn vinger er niet precies op leggen. Ze zei dat ze me geloofde, dat ze heus wel wist dat ik niet écht met Damian had gezoend. En ik had gezworen dat dat ook niet ging gebeuren, dat ik het Soraya niet wilde aandoen. Ik had Maeve de avond ervoor wel opgebiecht dat mijn gevoelens voor Damian niet zomaar verdwenen waren. Ik hoopte onze oude vertrouwdheid terug te vinden, maar Maeve had me alleen maar zwijgend aangehoord. Misschien dat ze gewoon niet wist wat ze ermee aan moest.

‘Is er nog steeds niemand die jij leuk vindt?’ had ik haar toen maar gevraagd.

Ze had zich van me afgedraaid. ‘Nee, niemand.’

Daarna bleef er iets onuitgesprokens hangen, alsof ze haar adem inhield, nog iets wilde toevoegen.

Er kwam echter niets en ik zei: ‘Nou oké. Welterusten dan.’

Na een paar rusteloze minuten was ze abrupt opgestaan. ‘Ik ga buiten slapen, het is hier te warm.’

In gedachten liep ik de afgelopen dagen langs. Had ik iets gezegd of gedaan waar ze boos over kon zijn? Waarom kreeg ik het gevoel dat ze me ontweek? Ik lag nog een hele tijd met open ogen naar het donkere tentdoek te staren.

 

We zaten in het restaurant en prikten zwijgend in onze salades. Ik rolde met mijn mes de olijven naar de rand van mijn bord. Totdat Romée plotseling haar stoel naar achteren schoof en ging staan. Ze pakte mijn hand en daarna die van Soraya, en stapelde onze handen op elkaar op tafel.

‘Intervention! Luister. Niemand gaat onze vakantie verpesten. Zweer het.’

Soraya staarde stuurs naar de blokjes van het tafelkleed. Maeve draaide een wokkel in haar haar. Romée kneep harder in onze vingers. ‘Hallo, hier Aarde! Geen persoon met een piemel is dit waard.’

Ik lachte door mijn tranen heen en keek Soraya aan. Eindelijk beantwoordde ze mijn blik. Een diepe zucht. Toen spreidde ze haar armen en omhelsde ze me. Het was alsof iemand een rugzak vol stenen van mijn schouders tilde.

‘Laat staan een gast met zo’n stomme babyface!’ riep Romée erachteraan. Met één grapje was de lucht geklaard. Zoals alleen Romée dat kon.

We wenkten Damian, die met shotglaasjes kwam aansnellen.

‘Yamas!’ We sloegen onze anijsdrank achterover. Ook hij leek opgelucht ons weer luidkeels te horen lachen.

Maeve glimlachte voorzichtig mee.

 

Nu alle drama achter de rug was, gleden we ons vakantieritme weer in. Een ritme van volle nachten en lege dagen, loom als een reggaebeat. We sliepen tot we onze tent uitbrandden, sleepten onze matjes naar buiten en droomden onder de waslijnen tussen de bomen weer verder. Ergens in de middag sloften we naar het winkeltje voor ontbijt en daarna koelden we af in het zwembad.

Wanneer Damian en zijn vrienden vrij waren, nodigden ze ons uit om een paar uur te gaan varen of een eindje te rijden, gewoon in de achterbak van een pick-uptruck. We parkeerden de auto en klommen door kloven en daalden af langs bergpaadjes om grotten te ontdekken. We bezochten palmstranden tussen hoge kliffen die alleen met de boot te bereiken waren, het ene nog mooier dan het andere. We maakten eindeloos veel selfies, of poseerden voor de jongens.

Wanneer we ons uitkleedden om te gaan zwemmen, gluurde ik nog wel stiekem naar Damian in zijn zwembroek. En ik zorgde er nog steeds voor dat ik als laatste de zee in- en uitging, of zo snel mogelijk een handdoek omsloeg. Maar hoe bruiner mijn huid werd, hoe minder ik bezig was met zijn blik of met mijn imperfecties.

Sinds onze wereld niet meer om hém draaide, kon ik me beter ontspannen. Ik keek naar Romée en Soraya die in hun bikini’s een potje volleybalden langs de branding, en naar Maeve, die naast me op vrolijke fluistertoon gesprekken voerde met Damian. Haar gezicht had een gloed die ik niet van haar kende. Ze was vaak zo serieus, zo stil en ingetogen, maar nu bloeide ze helemaal open, net als de bloemen hier.

We crashten ’s avonds met z’n allen in Damians caravan, waar we wijn uit een kartonnen pak met een tapkraantje dronken en hij non-stop zomerhits met een reggaesausje draaide. Zijn vrienden leerden ons vunzige Griekse woorden, die we gierend van de lach probeerden na te zeggen.

Soms vielen we er als een blok in slaap, al was het maar omdat Damians matras een stuk comfortabeler lag dan onze dunne matjes, waar je de stenen dwars doorheen voelde.

Op een ochtend werd ik vroeg wakker en lag Maeve niet naast me. Ik richtte me op en zag dat ze naar Damians kant was gerold. Haar wang lag tegen zijn borst. Ze snurkten allebei licht. Ik moest erom glimlachen en suste het stemmetje dat zei: dat had ik kunnen zijn.

 

De dag die alles in een ander licht zou zetten, begon met een vaartocht naar een klein palmstrandje. We waren er de enigen. De eigenaar van de boot, een oudere Griek met een kop als gelooid leer, kwam terug uit zee met een vers gevangen octopus. Ik wendde mijn blik af toen hij het dier aan zijn armen opzweepte en het met zijn kop tegen de rotsen sloeg. Damian sprong op en begon een kampvuur aan te leggen. Terwijl de zon het strand goud kleurde, roosterde de visser de tentakels boven het vuur. Hij legde uit dat een octopus niet alleen acht armen heeft, maar ook drie harten. Ik liet me overhalen om de noppen te proeven. Ik kauwde en slikte ze moeizaam door. Ze smaakten rubberachtig.

Na het eten zei Maeve dat ze wilde gaan zwemmen. De zee was nog aangenaam, maar ik had geen zin om mee te gaan. Zelfs aan paradijselijke strandjes raak je gewend. Soraya en Romée klommen een klif op voor een fotoshoot. Ze wilden het gouden uur niet missen. De jongens dronken uit flesjes bier en spraken hun onverstaanbare taal. Ik ging op mijn handdoek liggen, sloot mijn ogen en liet het warme zand door mijn vingers glippen.

Toen ik wakker werd van een schreeuw ver weg, was ik alleen. Ik ging zitten en wreef over het kippenvel op mijn armen. Ik speurde om me heen. Waar was iedereen?

In de verte, hoog op de klif, zag ik ze. Ze stonden in een kringetje om iemand heen. Er was overduidelijk iets mis. Ik sprong op en rende, struikelde, klom, ernaartoe.

Soraya zat op de rotsen. Haar dijbeen was rood, haar gezicht spierwit. Mijn maag draaide om toen ik naar de ontvelde huid over de hele lengte van haar been keek.

Damians vrienden droegen haar tussen zich in naar beneden. Soraya jammerde. Ze haastten zich over het strand in de richting van de boot. Ik graaide onze spullen bij elkaar en kwam achter ze aan. De visser sprak in zijn marifoon. Damian tilde Maeve als een veertje het dek op. Er was iets aan dat beeld – zijn handen om haar middel – wat me alarmeerde. Alsof er een bepaalde vertrouwdheid uitsprak. Mijn hoofd speelde vast spelletjes met me. Ik duwde het onheilspellende gevoel weg.

Op zee sloeg een golf van misselijkheid over me heen. Ik boog over de reling tot er niets meer in mijn maag zat en de tranen over mijn wangen stroomden. Tegen Maeve zei ik dat het vast kwam door de octopus, of door de zee die ruwer was geworden, en dat ik bovendien niet tegen bloed kon. Achteraf denk ik: al kon mijn hoofd er toen nog geen woorden voor vinden, mijn lichaam wist het al.

 

Eindelijk belde Romée. Zij en Soraya zouden in een hotel in het dorp blijven slapen. Ze hadden urenlang bij de eerste hulp gezeten. Sorayas been zag eruit als dat van een mummie, maar we konden de volgende ochtend gewoon zoals gepland naar het vliegveld. Ik haalde opgelucht adem. De extra kosten voor het omboeken had ik nooit kunnen betalen. Damian bood aan ons te helpen met het afbreken van de tenten. Maeve en ik hoefden alleen maar de bagage in te pakken. Alles kwam goed. We konden rustig gaan slapen.

Die nacht werd ik rond drie uur wakker omdat ik moest plassen. De plek naast mij was leeg. Ik ritste de tent open. Zou ze weer buiten zijn gaan liggen? Maar ook daar zag ik Maeve nergens. Ik slofte naar het washok en kwam langs de caravan van Damian. Er brandde licht. Uit het open raam zweefde gesmoord gelach. Een stem zong mee met ‘Sunshine Reggae’. Gimme gimme, gimme just a little smile.

 

We zaten op de achterbank van de taxi. Damian zwaaide ons uit. Witte blouse, zwarte pantalon. Zijn caravan werd al kleiner.

Maeves schouders schokten.

Ik deed alsof ik het niet zag.

We draaiden de bocht om.

Ze begon te snikken.

Ik deed mijn oortjes in.

We passeerden het plaatsnaambord. De taxichauffeur hield zijn mond.

Haar gesnik ging over in lange uithalen.

Ik zette mijn volume harder.

We reden in de richting van het dorp.

Ze begon te brullen. Het geluid leek uit het diepste van haar ziel te komen.

Ik schakelde ruisonderdrukking in.

Ze liet zich in mijn schoot vallen en klampte zich aan me vast.

Ik legde mijn hand op haar hoofd.

EINDE